dinsdag 24 juni 2014

Het credo van de koers

De tv-motoren scheurden vliegensvlug langs de frĂȘle vrouw, maar je zag haar wel degelijk. Een klappende, witte zuster in de finale van Milaan-San Remo dit jaar. Haar enthousiaste aanmoedigingen op de dag des Heren voor de kloosterpoort maakten de vraag weer actueel: hoe katholiek is wielrennen eigenlijk?

Als gedoopte, braaf zijn communie gedaan hebbende en van het Heilig Vormsel voorziene wielerliefhebber, ben ik geneigd te zeggen: zeer katholiek. En niet alleen omdat tv-kapelaan en herdershond Erik Odekerke ooit op een damesfiets in opdracht van de KRO een helling afstuiterde. Neem alleen al de criteriumorganisatoren die een worst offeren aan de Heilige Clara, renners die een kruis slaan bij het vertrek en de meer dan spreekwoordelijke ‘rondjes om de kerk’. Om nog maar te zwijgen van de patrones van de coureurs, de Heilige Madonna del Ghisallo aan het Italiaanse Comomeer, waar in haar wielerkapel een eeuwige vlam brandt voor alle overleden renners.

Criteriums zijn de erediensten die ter intentie van de wielersport worden gehouden. Ze hebben van oorsprong alles te maken met kermis, dat van kerkmis komt, en die vaak met een koers erbij werd gehouden. Kaartjes voor deze wedstrijden zijn als aflaten, centen voor het offerblok. De vele vrijwilligers zijn de misdienaars, terwijl de ordebewakers, vaak politie, een soort van suisse zijn. Ondertussen houdt de speaker als een priester volgens vaste patronen de kerkgangers bij de les. ‘Daar komen de mannen. Het spel is op de wagen. De kleppers gooien nu alle remmen los, ja ja ja ja!’ Collectanten lopen tijdens de dienst rond voor goede doelen.

Het bellen voor de laatste ronde is directe familie van het rinkelen van de altaarschel bij de offerande. Langzaam schrijden de rondemissen naar voren om als onkreukbare engelen, Heilige maagden, de mannen te kunnen belonen. De leiders doen nog gauw een schietgebedje in de laatste kilometer, om de zegen over hun slafelijke arbeid af te smeken. Zodra de uitverkorenen gefinisht zijn, gaat het tabernakel open waarin zich de gladiolen bevinden. En het stoffelijk lichaam van de ereprijs: de graal, de kelk, die voor deze gelegenheid beker heet. Op het podium, liever het zoenaltaar voor de intronisatie, is niet voor niets plaats voor drie heren, samen vormen zij de Heilige drie-eenheid. De winnaar gooit na de omgang de bloemen in het publiek als een afscheidszegening.

De ronde van Vlaanderen heet al lang Vlaanderens Mooiste, maar de buiten categorie eretitel van deze voorjaarsklassieker is toch wel de Hoogmis van het wielrennen. In die koers komt alles samen. Uitgangspunt is dat wielrennen spelen voor het volk zijn, dat na veel harde labeur ontspanning zoekt. Deze wedstrijd levert een enorme begankenis op, een geweldige toeloop van mensen. Zoals elke koers is ook deze een kruisweg. Die door de hel naar de hemel loopt, met voor iedereen soms een tijdje tussen hoop en vrees in het vagevuur vertoeven. En is het geen kruisweg, dan toch zeker een processie. Op deze belangrijke, vaste gedenkdag in het wielerjaar kunnen renners en toeschouwers eren, danken, om hulp vragen en boete doen. Renners zijn dan mensen tussen de mensen, het zijn mensenzonen. Ze lijden voor ons en zijn gekomen om ons te bevrijden van onze dagelijkse beslommeringen. Renners blijven pelgrims, martelaren. Ze worden geen afstandelijke koningen, want de doornenkroon en het natte slappe washandje zijn nooit ver weg. Niet voor niets wordt deze Hoogmis in de passietijd opgevoerd. In het zweet des aanschijns zult gij uw brood verdienen, passie is nu eenmaal gesublimeerd lijden. Of je nu Mattheus of Tom heet. Of Fabian.

Meerdaagse wedstrijden hebben zo hun eigen rituelen die haken aan het katholicisme. Niet toevallig duren grote wielerrondes vaak een of meer octaven, perioden van acht dagen. Het zijn lange kruiswegen voor coureurs, waarbij elke statie vermomd is als etappe. Bij vertrek en aankomst kussen renners het gouden kruisje dat om hun nek hangt. Een grote ronde is een eucharistieviering rondom minimaal drie heren, heel veel misdienaren, enkele beschermengelen en heel, heel veel volk. De mannen zijn kardinalen op wielen die onderweg uit hun midden de paus van de dag kiezen. Renners zijn de priesters, hun woord is Heilig en hun daden bovenmenselijk. Zeker, er is ook argwaan en ongeloof, maar er is vooral hang naar wierook en een sterk geloof in het mysterie van de koers. Toeschouwers aanbidden hun renners tijdens hun strijd in het aardse tranendal, om zo in de wielerhemel te komen. Radio Vaticaan is de koersradio geworden. Renners zijn hier op hun best belijders en op hun slechts martelaren die op het rooster sterven. Grote ronderenners zijn altijd mystieke mensen. Uitverkorenen, die eerst een zuivering moeten doorstaan, dan de verlichting ontvangen en uiteindelijk de beschouwelijke fase bereiken. Sommige oud-coureurs schoppen het zelfs tot titelheilige en krijgen een naar hen genoemde koers.

Al preken we in Brabant dan voor eigen parochie, het lijkt wel zeker dat er geen sterker verband te vinden is tussen een geloof en een sport dan tussen het Rooms-katholicisme en de wielrennerij. Misschien moet een insider uit de provincie er maar definitief uitsluitsel over geven. Zo mogen we Egon van Kessel, oud-bondscoach, ploegleider en Kerkdrielnaar, toch wel noemen. Van hem is deze veelzeggende uitspraak: ‘Twee Nederlanders hebben ooit de Tour de France gewonnen, Jan Janssen en Joop Zoetemelk. Zij zijn allebei katholiek. Dat is geen toeval.’

 
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten