maandag 13 juli 2015

Olijke Woutje trekt meer volk dan Tommies

De Tour start deze zomer voor de zesde maal in ons land. Bijzonder, maar lang niet zo bijzonder als de eerste keer natuurlijk. Vooral omdat de ronde toen, in 1954 in Amsterdam, zich voor het eerst buiten Frankrijk liet zien. Die meer dan speciale Tour rolde onze provincie binnen via de Moerdijkbrug en verliet Brabant weer bij Strijbeek. Dit grensgehucht werd even aan de vergetelheid ontrukt.

Het wereldnieuws stond die zomerweken al uitgebreid in de nationale en lokale kranten. Sportliefhebbers snakten, na de Elfstedentochttriomf van Jeen van den Berg, naar een nieuwe apotheose. Ze werden op hun wenken bediend. De 41e Tour de France kwam naar Les Pays Bas, omdat ons land een jaar eerder het ploegenklassement had gewonnen. En warempel, de moeder aller rondes zou tijdens de eerste etappe van de hoofdstad op weg naar Brasschaat (B) ook door het Brabantse dorpje Strijbeek komen.

Dus op die doordeweekse donderdagmiddag 8 juli onderbraken twee ooms en mijn vader op tijd hun werk om het spektakel vanaf de eerste rij mee te maken. De ene oom was net getrouwd, de andere had pas verkering en allebei verdienden zij de kost als tuinder. Mijn vader kende mijn moeder al en had nog niet zo lang een baan bij een inkoopcombinatie aan de Ginnekenweg in Breda. Hij nam voor de gelegenheid een van zijn eerste ‘snipperdagen’ op. Hun vader, mijn opa, wees de broers er nog op dat het werk op het land vooral niet te lang onderbroken mocht worden. Ja pa... Zo rond half vier gooiden mijn ooms de schoffels tegen de grond en liepen zij met mijn vader over een zandpaadje vanaf de Markweg binnendoor richting Strijbeekseweg.

Daar stond tegen die tijd een ongekend grote menigte mensen. Zelfs de bevrijding door de Engelsen, de well-known Tommies, had niet zo veel volk op de been gebracht. Vooral vanuit de regio West-Brabant waren er talloze bermtoeristen naar de Rijksgrens getrokken, goeddeels fans en familie van Woutje Wagtmans, Wim van Est en de andere Brabanders in de vaderlandse Tourploeg: Nico van Est, Adri Suykerbuyk, Thijs Roks en Jules Maenen.

Het was goed toeven in de zwoele zomerzon tussen het volk langs de destijds nog met straatklinkers belegde Strijbeekseweg. Langzaam naderde de Tour! Twee motorrijders kondigden de komst van koploper Wagtmans aan. Het peloton joeg op hem en de drie broers zagen de grote groep snel dichterbij komen. Even reden de mannen van roem en eer vlak voor de voeten van mijn ooms en vader. Ze konden ze bijna aanraken en juichten de sporthelden uitzinnig toe, net als iedereen langs de route. Het was een moment en een beeld dat mensen zich nu nog herinneren.

In een vloek en in een zucht was het ook weer voorbij, dat gesloten blok van 109 racende renners. Iets verderop, voorbij de douane en de Koninklijke Marchaussee die de grens bewaakten, stond een tante van mij met haar verkering. Dat was op Belgische grond en bij het plaatselijke café blies de gekende fanfare Voor Eer En Deugd uit Meersel-Dreef opgewekte deuntjes. Misschien wel wat Mambo’s, een muziekstijl die toen sterk in opkomst was.

Intussen keerden mijn ooms en vader opgetogen terug naar de akkers met hun lange voren en eindeloze rijen gewassen. Mijn opa constateerde tevreden dat de frambozen en boontjes weer netjes werden aangeschoffeld. Goed werk jongens, zo vlak voor de drukke oogsttijd! Niet veel later won Wagtmans in Brasschaat de spurt van de weggebleven kopgroep en kon hij eindelijk het kruiselings rond zijn lichaam geplooide tuubke afdoen.

Een onvergetelijke dag kwam aan zijn einde. Nog maar vijf maanden eerder had Tourdirecteur Goddet bekend gemaakt naar Nederland af te reizen. Voor precies honderdduizend gulden ging de eer naar de hoofdstad. Maar in Strijbeek had iedereen voor minstens honderdduizendenéén gulden plezier. Bovendien waren mijn ooms, tante, mijn vader en al die andere wielerliefhebbers onderdeel van een historisch moment: de laatste keer dat de eerste Tour in Nederland was.

De volledige versie is gepubliceerd in Helden nummer 17, voorjaar 2015
 

maandag 26 januari 2015

De speaker met de nachtclubstem

Al veertien jaar is de godfather van de Nederlandse wielerspeakers niet meer onder ons. Met zijn velourse stemgeluid en ongelofelijke stielkennis bereikte hij een legendarische status. In de achtendertig jaar die deze spraakwaterval op de meet werkte, interviewde hij alle grote en kleine renners op aarde. De Draai van de Kaai was het troetelkind van de onvergetelijke causeur, amuseur en getogen Roosendaler Chris Delbressine.

Snijders-Chaam, een warme zomerochtend ergens aan het eind van de jaren ‘70. Vanuit Ulvenhout pakken de eerste wielerliefhebbers de zandweg langs landgoed Valkenberg om via de gerichtste route het parcours van de Acht van Chaam te bereiken. Een handvol boerderijen, een kruispunt, een oude bergmolen, veel meer is het gehucht Snijders niet. De supporters koersen doelgericht af op het al jaren wiekloze staketsel. Zij weten dat ze in het aanpalende weiland hun fietsen kunnen stallen. Naarmate ze het nogal treurig stemmende bouwwerk naderen,  horen ze steeds beter het geluid van de Acht. De microfonist van dienst doet voorkomen alsof de koers al op hen wacht. ‘Akkooorrrd, heren coureurs’, klinkt het voor de net gearriveerde sportliefhebbers door de mechanische luidsprekers langs de Heikantsestraat.  Ze knikken verwachtingsvol naar elkaar. Het is goed, de kaartjes en programmaboekjes kunnen worden gekocht, Chris gaat ze weer door een mooie koersdag leiden.


Die Chris, dames en heren Helden-lezers, was Chris Delbressine. De karakteristieke wielerspeaker uit Roosendaal die bijna vier decennia lang het Nederlandse koerspubliek informeerde en amuseerde. Voor velen was hij zowel een trendsetter als een eminentie en hij werd geprezen om zijn neutraliteit. Met zijn karakteristieke, diepe en soms bulderende stem zorgt hij voor ambiance, jaren voor dat woord een cliché wordt. Mensen die zich hem herinneren van de duizenden Nederlandse criteriums, meerdaagse wedstrijden en Zesdaagsen, spreken van een nachtclubgeluid, een spraakwaterval, een jazzy timbre. Ook valt het woord velours en dat is een buitengewoon treffende omschrijving van zijn stemgeluid.
Hij wil vooraf ook weleens polsen of de coureurs misschien wat onderling afgesproken hebben, maar die laten zich niet in de kaart kijken. Hoe de heren tijdens de criteria ‘de huur ophalen’ -dixit De Kneet- blijft ook onder Delbressine in nevelen gehuld. Van een heel andere orde is een gesprek dat Delbressine met Leo Duyndam heeft, kort voor de start van een Acht van Chaam. We horen de typische humor van een baanrenner. Als Delbressine vraagt wat hij van de rondemiss vindt, zegt Duyndam spontaan: ‘Ik denk dat we vandaag allemaal maar voor de tweede plaats moeten rijden’. Die miss was overigens de bekende Brabantse zangeres Corry Konings, koningin van het levenslied en dit jaar maar liefst vijfenveertig jaar in het vak.

Het lijkt korter geleden, maar Delbressine stopt in 1994, nu twintig jaar geleden. Dat doet hij tijdens ‘zijn’ Draai van de Kaai. Waar Miguel Indurain de grote held is, na vier Touroverwinningen. De scheidende speaker mag er voor de allerlaatste keer de absolute sprinter uit die tijd als winnaar afkondigen: Djamolidin Abdoesjaparov. Een krant kopt ‘Mikrofonist uitgepraat’ en zo is het precies. De tweede maandag na de Tour zal in Roosendaal nooit meer hetzelfde zijn. Na zijn afscheid is het hem nog zes jaar gegeven van het leven te mogen genieten. De meesterspreekstalmeester overlijdt op vier december 2000 in Sittard en wordt vijf dagen later gecremeerd in Geleen, waarna hij wordt bijgezet op de begraafplaats Nieuwdorp-Stein. De mens Delbressine moest al na 72 ronden afsprinten, maar de speaker Delbressine mocht maar liefst 38 ronden samen met het Nederlands wielerpubliek oprijden.

Terug naar het eind van de jaren ’70. Het loopt al tegen de schemering als de Ulvenhoutse wielerfanaten het verlaten weiland bij de oude molen van Snijders weer opzoeken. Hun fietsen hangen scheefgezakt tegen het roestige prikkeldraad. Wie had er nou ook alweer gewonnen, vraagt er een. Want dat gaan ze me thuis vragen. Zeggen we straks wel, roept er iemand. Anders ben je het alweer kwijt voor we op ‘t Gatbroek zijn. Ze hijsen zich, vanwege de glazen Skolbier, enigszins licht in het hoofd in het zadel en peddelen terug, richting de boerderijen en het oude landgoed Valkenberg. Het was een mooie Acht, overpeinzen ze al slingerend over de weggetjes. De renners en Chris Delbressine hebben weer voor echt spektakel gezorgd. Afspraak voor volgend jaar, heren? Akkooorrrd.

(Volledige versie verscheen in Helden nummer 16, najaar 2014, ISBN 978.94.6021.016.7)