woensdag 22 juni 2016

Dr. Nick has left the building

De entourage van Elvis Presley telde behalve een Nederlandse manager ook een dokter van Griekse afkomst. George Constantine Nichopoulos, door The King steevast Dr. Nick genoemd, was de omstreden lijfarts van de zanger. Hij overleed eind februari op 88-jarige leeftijd in Memphis.

Dr. Nick was een geboren Amerikaan en beleefde zijn jeugd in Anniston, Alabama. Vader en moeder, immigranten Constantine George Nichopoulos en Persephone Bobotsiares, dreven een restaurantje: Gus’ Sanitary Cafe. George hielp mee ‘zodra ik boven de bar uit kon kijken.’ In 1959 studeerde hij als arts af. Acht jaar later kwam hij in contact met Elvis, hij hielp hem van zijn zadelpijn af. Rond 1970 trad Nichopoulos in dienst van Presley en bleef dat tot de dood van The King in augustus 1977. Hij toerde met Elvis kriskras door de VS als prominent lid van de Memphis Mafia, de inner circle van Presley. Op foto’s en films zien we hem altijd met zijn onafscheidelijke zwarte dokterstas om de ster bij te staan met het zware tourschema: ‘Ik was zijn vader, zijn beste vriend en zijn dokter.’

Nichopoulos trouwde een vrouw met Griekse achtergrond: Edna Athena Sanidas. Het was een flamboyante man met opmerkelijke broeken, overhemden met levensgrote punten, Hawaii-shirts en al vroeg opvallend lang, zilverwit haar. Op het moment dat Presley stierf was hij in de nabijheid en hij heeft nog geprobeerd zijn werkgever te redden. Ook bij de autopsie was de dokter aanwezig, waarna hij degene werd die Elvis officieel dood moest verklaren. Bij de begrafenis droeg hij met anderen de kist.
Vanwege het voorschrijven van overdoses medicijnen aan Elvis, Jerry Lee Lewis en twaalf andere patiënten, kreeg hij in 1980 een proces aan zijn broek. Alleen al in de acht maanden voor zijn dood had hij Presley meer dan 10.000 doses amfetamines, barbituraten, stemmingsremmers, pijnstillers, slaappillen, laxeermiddelen en hormoonpreparaten voorgeschreven. Maar volgens de dokter probeerde hij Elvis zo van zijn verslaving af te helpen, onder meer met placebo’s: ‘Elvis was een gecompliceerd iemand. Hij dacht dat er voor alles iets was.’ Nichopoulos hield vol dat The King aan extreme constipatie overleed. Critici verdachten hem er in het beste geval van dat hij geen nee kon zeggen en in het slechtste geval dat hij in de ban was van het sterrendom en de aandacht. Er volgde vrijspraak. In diezelfde tijd werd Dr. Nick tijdens het kijken naar een voetbalwedstrijd in de borst geschoten. Dat liep goed af en nog steeds is onbekend wie de dader was. Volgens het slachtoffer moest het wel een boze fan van Elvis zijn. Dat zei hij in 1993 tegen de Nederlandse filmmaker Jorrit van der Kooi.

Uiteindelijk mocht Nichopoulos in 1995 z’n vak niet meer uitoefenen, nadat bleek dat hij patiënten weer overdoses voorschreef. Volgens hem waren het mensen met chronische pijnen die niet te opereren waren. Hij gaf wel toe waarom hij het deed: ‘Omdat ik te veel om hen geef.’ Dat leverde hem een tweede bijnaam op: dr. Feelgood. Uit geldnood werd Nichopoulos een tijdje roadmanager van Jerry Lee Lewis en werkte hij voor FedEx. Op veilingen verkocht de ex-arts spullen die hij van Elvis had gekregen. Dr. Nick stelde op een gegeven moment zelfs een reizende tentoonstelling samen met attributen waarmee hij Presley altijd hielp. Het aanhoudende rumoer rond hem zou de makers van The Simpsons on top off all tot hun kwakzalvende immigrantentypetje dr. Nick ‘Hi Everybody!’ Riviera hebben geïnspireerd. In 2010 schreef Nichopoulos nog een boek over zichzelf en zijn oude baas. Ook al was intussen gebleken dat The King stierf aan hartfalen en niet aan te veel medicijnen, Nichopoulos begreep zijn lot als zondebok goed: ‘Ik denk dat het is omdat hij overleden is.’ Kaló parádeiso, Dr. Nick.
Gepubliceerd in nummer 2 - 2016 van Lychnari, Verkenningen in het Griekenland van nu
          

dinsdag 19 april 2016

Isotoon voedsel en paraplu-gespaakte wielen

De beroemdste wielerfilm van ons land werd gedraaid in Eindhoven. Geslepen crack Karel van Loenen spant de goedgelovige detaillist Gijsbert van der Kolk voor zijn versleten karretje. Met desastreuze gevolgen. Van Kooten en De Bie gaven de ondoorgrondelijke krochten van het koersmetier eeuwigheidswaarde. In een rondje om de Catharinakerk.

Het is het najaar van 1985 als de twee Haagse tv-persoonlijkheden naar Oost-Brabant afreizen voor de koersopnames van hun komische speelfilm. Op zondag 22 september wordt de profronde van Eindhoven verreden en de VPRO-ploeg filmt er Kees van Kooten als de listige wielrenner op leeftijd Karel van Loenen. Wim de Bie is zijn trotse sponsor (Schoenorama, het neusje van de schoenzalm!) en tevens zijn ongelooflijk onhandige ploegleider. Waarom de twee maatschappijkritische programmamakers naar de Lichtstad gaan is niet bekend. Misschien kenden zij Eindhovenaar Jan Gisbers, lid van het rondebestuur en zelf ploegleider.

Als het peloton gaat rijden volgen we Van Loenen -rugnummer 99- en consorten door de stad. Veel kantoren en appartementen aan de Vestdijk zijn er nog niet, je kijkt zo naar de Paterskerk. Vanaf hotel Cocagne kun je in de verte de stadsdommel zien liggen. Op het braakliggend terrein zijn net de laatste resten van sigarenfabriek Mignot & De Block opgeruimd. Onze held moet al snel opgeven, ondanks het enthousiasme van zijn ploegleider. Droog constateert Van Loenen: ‘Heel Kwantum rijdt tegen me.’ Om zijn sponsor te overtuigen dat het qua materiaal ook niet best zit, verzucht hij: ‘Ik moet paraplu-gespaakte wielen hebben, anders ben ik niet vooruit te branden!’ Van der Kolk trekt zich zijn verzorgende rol aan en oppert om voor de volgende koers uitsluitend ‘isotoon voedsel’ te nemen.


Van Kooten en De Bie wilden zoveel mogelijk clichés uit de wielersport aan elkaar rijgen en dat is gelukt. De Bie moet als bleue sponsor eerst nog wel worden ingewijd. Zo heeft hij het aan het begin van de film over ‘een racewiel’ en ‘le tour de la France’. Ook denkt hij dat ‘het rennen van wiel’ behoorlijk Nederlands is. Koot is meteen op dreef als Van Loenen (derde in de Ronde van Kortenhoef 1974!). Hij lepelt niet bestaande mederenners op als de Italiaan Bonafidenti, Jacques Plumeau en de Luxemburger Schtroumpf (smurf op zijn Frans). De leperd ziet ook direct brood voor zijn ‘nieuwe, kleine ploeg’ in de najaarsklassiekers. ‘Want de grote laten de kruimels dan aan de kleine.’ Verder is hij helemaal weg van ‘het systeem Raas’.

Gaandeweg vindt coureur Van Loenen steeds grotere uitvluchten om zijn bar slechte fietsen te maskeren. Zo zegt hij na de zoveelste nederlaag: ‘Het is te mooi weer geweest. Dan ben ik nu eenmaal niet op mijn best. Onweer en sneeuw heb ik het liefste. Dat de bliksem zo voor m’n wiel inslaat.’ Apotheose is dat hij zegt een Touretappe te hebben verloren omdat er voor zijn neus een sneltrein een flat inreed met veel slachtoffers tot gevolg. Uitgerekend Van Loenen stond, uitgerekend met 26 minuten voorsprong, voor de betreffende spoorwegovergang te wachten. ‘Wedstrijd afgelast. Logisch natuurlijk. Het waren wel Franse doden, maar ja, toch doden.’


Het loopt slecht af met de sponsor en in minder ernstige mate met zijn renner. Schoenorama gaat failliet, de curator kan kort zijn: ‘Het wordt een opheffertje.’ Dat is ook de ondertitel van de film: het relaas van een opheffertje. Aan het eind zijn de rollen omgedraaid: Van Loenen drijft een snackbar in Italiaanse stijl en Van der Kolk is zijn sandwichman, lopend reclamebord. ‘Stom, gewoon stom’, verzucht hij op straat tijdens zijn enige moment van zelfinzicht.


Voor de vlotte praatjes van Karel van Loenen stond Gerrie Knetemann model, al heeft hij zeker ook wat van de bravoureuze Leo van Vliet. Gijsbert van der Kolk werd gemodelleerd naar Joop Steenbergen, de baas van Kwantum Hallen die destijds de gelijknamige ploeg sponsorde. De schoendetaillist etaleert de dodelijke combinatie van formele ambtelijkheid en geveinsde avontuurlijkheid die veel geldschieters voor en na hem in het wielrennen aan de dag legden. In die zin ging het waarschuwend element in de televisiefilm drie decennia geleden al aan veel ondernemers en bedrijven voorbij.

Het volledige verhaal staat in de voorjaarseditie 2016 van Helden in de wielersport in Brabant, te bestellen via sportmediashop.nl.



 

dinsdag 12 januari 2016

Spring maar achterop Eddy!

Op de dag dat hij eigenlijk Luis Ocana had moeten verslaan, zat Eddy Merckx bij mijn zus achterop een tandem. De beste wielrenner ter wereld was naar Ulvenhout gekomen, het eerste dorp in Brabant waar hij een koers reed. Deze zomer werd de kannibaal zeventig, tijd voor het verhaal bij een ontmoeting hors categorie.

Hij voelde er duidelijk niet veel voor, was in zichzelf gekeerd, zoals we dat van hem kenden, maar kwam toch onze kant op. Daar stond de tandem al klaar die Loes, mijn jongste zus, snel uit de schuur had gereden. Het idee om met de grootste renner ter wereld op de foto te gaan, was enkele ogenblikken eerder geboren. Het was de dag van de Ronde van Ulvenhout en we wisten dat Eddy Merckx mee zou doen. We hadden er alleen geen idee van dat hij zijn Mercedes bij onze buurman zou parkeren om zich te verkleden, de wedstrijd te rijden en zich daar weer op te frissen en om te kleden. Toen we de auto met Belgische nummerplaat zagen staan en ook zijn vrouw Claudine signaleerden, gloorde er een plan.
Schoorvoetend gingen we op Merckx af. Hij probeerde zich eerst nog te onttrekken aan een ontmoeting, maar in de lichte opwinding om hen heen sloegen we onze slag. ‘Eddy, zou je even op onze tandem willen gaan zitten voor een foto?’ We hadden hem al in het zicht klaargezet, op zijn blinkende nieuwe standaard. Even grijnsde de vedette toen hij de zwarte, dubbele fiets van die Ollanders zag staan. Oké, als het niet te lang duurde, wilde hij wel even meewerken. Eddy liep met mijn zus en mij naar het weggetje waar de tandem stond opgesteld. Hij was eigenlijk helemaal niet de wielrenner zoals wij hem van de televisie kenden. Wijde blouse, korte broek, opgetrokken sokken en onhandige slippers, wij twijfelden er werkelijk even aan of we wel met de grootse wielrenner aller tijden opkuierden. Maar het was echt zo.

Ik droeg mijn Russische camera, een aanbieding uit de Wehkampgids, voor mijn buik. Lubitel was het merk, je krijgt er grote negatieven en dus scherpe foto’s mee. Eddy zag het een beetje argwanend aan, hij had het idee -en dat klopte helemaal- dat het wel iets langer kon gaan duren dan hij wilde. Maar mijn zus toonde hem trots de tandem en ging er zelf alvast omstandig op zitten, nou ja, ze bleef er min of meer in de houding ongemakkelijk bij staan, ik denk van de zenuwen. Ze droeg een afgeknipte spijkerbroek -nogal hip in die tijd- en een T-shirt van Heineken. Het waren de jaren dat tieners zich nog onbekommerd in kleding van alcoholische snit konden hullen. Eddy schoof bij haar achterop en keek verwachtingsvol en licht gehaast naar mij. Ik kreeg ze samen in de zoeker, nog even scherpstellen, de ster begon al wat onrustig heen en weer te schuiven en klik, daar was de foto. Merckx begon meteen af te stappen. Ik riep: ‘Nog eentje’ en zijn gezicht betrok. ‘Pffffff……’ Met tegenzin bleef hij nog even zitten, maar zijn donkere trekken spraken boekdelen. Vandaar ook dat we alleen de eerste foto publicabel achten. De tweede ben ik trouwens kwijt, of hij ligt op een plek die ik niet ken, dat is toch een verschil. Het had de grote coureur nu lang genoeg geduurd en hij stapte resoluut af. Langzaam liep hij richting gastgezin, vrouw, auto en ploegmaats, terwijl ik mijn camera dichtklapte. Onze onverwachte ontmoeting met Eddy was geschiedenis.
Ulvenhout -en vooral het buurtschap Geersbroek waar wij woonden- was voor even het middelpunt van de wereld. Al leek diezelfde wereld ook een paar minuten compleet afwezig tijdens dat speciale fotomoment op die doordeweekse woensdagmiddag. Want dat het een bijzondere gelegenheid was, dat staat vast. Zo vaak kwam Merckx niet in Nederland, laat staan in Brabant. Lopen we er zijn lange, lange erelijst maar eens op na. Wat reed hij allemaal aan flarden binnen onze grenzen? Het zal aan zijn Italiaanse, Belgische en Franse sponsors gelegen hebben, maar hij is erg weinig in ons land geweest. Wie diep in de archieven duikt, ziet dat Merckx in de dertien jaar dat hij prof was twintig keer in Nederland in actie kwam, waarvan slechts driemaal in Brabant. In Ulvenhout koerste hij in 1973 zelfs voor de allereerste keer in onze provincie. Pas drie jaar later verscheen hij in Valkenswaard op het avondcriterium dat daar toen nog verreden werd. Merckx werd er tweede. De laatste keer dat de grootste renner aller tijden in Brabant te zien was -in 1977- ging hij in Boxmeer met de hoogste eer strijken. Een afscheid in stijl mag je dat noemen. Statistisch gezien komt onze wielerprovincie er bij de Kannibaal maar bekaaid vanaf: van de 525 koersen die Merckx won, behaalde hij er welgeteld 1 in Brabant.

Het verbaast mij eigenlijk dat ons fotomodel tegen wil en dank, die van 1965 tot 1978 professional was, hier zo weinig in actie is geweest. Ik had al een vermoeden, maar zijn palmares bewijst dit nog eens. Als we de kampioenschappen, Zesdaagsen en grote koersen niet meerekenen, was een individueel optreden van Merckx in Nederland zelfs een ware zeldzaamheid. Dat mijn zus en ik hem dan ook mochten treffen in de zomer van 1973, mag gerust een mirakel heten. Achteraf gezien, met de kennis van nu kun je zeggen, kwam er wel enige voorzienigheid bij te pas. Zo ontdekten we jaren later dat Loes en Eddy op dezelfde dag jarig zijn, 17 juni. Dan kan het allemaal geen toeval meer zijn geweest natuurlijk.

Het volledige artikel staat in de najaarseditie 2015 van HELDEN in de wielersport in Brabant. ISBN: 978.94.6021.024.2